Artikelindex

 

De badháw

maar dan een muzikale felicitatie, wel te verstaan. In de contracttijd, en later in de diverse leefgemeenschappen, werd de felicitatie op de zesde dag (chatthi) en op de twaalfde dag (barhi) van de geboorte van een kind, alsook tijdens de doopplechtigheid (muran), verjaardag (sálgraha of janamdin) en huwelijk (biyáh-sádi), op een bijzondere wijze aan familieleden, dorpsgenoten en vrienden overgebracht. Dat deden de vrouwen met zang. Ook op het janewfeest (waarbij jongens in een gezin werden geïnitieerd) was de badháw volop aanwezig. Tijdens de contracttijd werd de badháw op de plantages gezongen in de coolie lines (barakken) waar men woonde, en later, na vestiging in de diverse leefgemeenschappen, zongen de vrouwen de liederen op straat en op het erf. Een groep vrouwen uit de eigen leefgemeenschap vertrok dan vanaf het begin van de straat zingend naar het huis waar de festiviteiten plaatsvonden. Uit diverse interviews[10] blijkt dat de groep uit zeven tot tien vrouwen bestond, met een voorzangeres. De voorzangeres zong dan al lopend luidkeels een regel en deze werd dan in koor door de andere vrouwen herhaald, terwijl ze haar in hun handen klappend volgden. Ze werden louter begeleid door de dhol, een tweevellige trom die met een touwtje om de nek van de dhol-speelster hing. Verder waren hier geen andere instrumenten bij betrokken. Ze liepen zingend over de straat om de vrolijkheid van de festiviteiten als het ware aan te kondigen aan alle mensen in de leefgemeenschap. Zo wist iedereen dat er ergens een feest is en dat ze niet moeten vergeten om langs te komen. Immers, in de leefgemeenschappen waren de festiviteiten niet beperkt tot de huiselijke kring. Sommige vrouwen sloten zich soms aan, achter de zingende stoet. Eenmaal bij betrokkene aangekomen stopten de dames op straat voor het erf. Met zang werd dan de aankomst aangekondigd, zoals dat mooi geïllustreerd wordt door het volgend lied dat ik heb opgetekend in Den Haag.[11]

are, ái gaili Rikhi ke duwariyá dholakiyá báje rahi hai

ái gaili Rikhi ke duwariyá dholakiyá báje rahi hai

báje rahi hai báje rahi hai, báje rahi hai báje rahi hai

ái gaili Rikhi ke duwariya dholakiyá báje rahi hai

 

sakhiyá bhi áil hai sahelar bhi áil hai

sakhiyá bhi áil hai sahelar bhi áil hai

áil hai gáon mil sárá dholakiyá báje rahi hai

ái gaili Rikhi ke duwariya dholakiyá báje rahi hai

Wij zijn aangekomen op het erf van Rikhi en de dhol klinkt vrolijk

wij zijn aangekomen op het erf van Rikhi en de dhol klinkt vrolijk

hij klinkt vrolijk, hij klinkt mooi; hij klinkt vrolijk, hij klinkt mooi

wij zijn aangekomen op het erf van Rikhi en de dhol klinkt vrolijk

alle vriendinnen zijn er aanwezig

alle vriendinnen hebben zich nu hier verzameld

ook alle mensen uit het dorp zijn er, de dhol klinkt luid en vrolijk

wij zijn aangekomen op het erf van Rikhi en de dhol klinkt vrolijk

 

Voordat de badháw naar een bepaalde familie werd ‘gebracht’, bereiden de vrouwen zich goed voor. Niet alleen op het repertoire, maar vooral ook op de manier waarop ze gekleed moesten zijn en de giften die meegebracht moesten worden. Ze kleedden zich namelijk uiterst feestelijk gekleed in een lahangá-blus (een lange rok en een blouse met korte mouwen). Sommigen hadden ook een jhullá (een wijde rok) aan. Ze hadden allemaal een lange witte orhni (sluier) op hun hoofd. Niet zelden waren ze uitgedost in gouden of zilveren sieraden (gahaná-guriyá), zoals op de armen een brede armband (kangan) of een set curiyá (gesloten armbanden) en (khukharu)berwá (dikke of brede armband). Aan de voeten hadden ze een kará (dikke zilveren voetband). Om de hals werden de hansuli (dikke massieve zilveren halsketting) en de tilari(collier) gedragen. In het oor werden hele grote hangoorbellen gedragen die bekend stonden als de tarki jhumká. Later is hier de bálá voor in de plaats gekomen. Sommige droegen ook een sirbandhi (een brede ketting in de scheiding van het haar die op het voorhoofd hangt), of ze hadden een chuchchi (kleine neusring)of nathuni (groet neusring) in de linker neus. 

Een van de dames had een baskittá (een mandje) op het hoofd. Hierin zaten wat kledingstoffen en veel zoetigheden (mithái), vooral sew (fijne zoete deegstukjes of krakeling)en andere deegproducten zoals guláb jámun (dikke zoete zachte deegstukjes), khájá (brede harde zoete deegplakken) en jalebi (zoete zachte krakeling). Soms werden ook gojhiyá(kokospastei), batásá (suikerkoek), laddu (zoete kokosballetjes) en gulgullá (oliebolletjes) meegenomen. In sommige leefgemeenschappen was het gewoon om ook khicari (hutspot van rijst en erwten), hardi (geelwortel) of ghiw (geklaarde boter) in het mandje mee te nemen. 

Men bleef voor het huis op straat staan en zingen, totdat de vrouw des huizes met een delegatie, samengesteld uit louter vrouwen, er naar toe liep om ze te verwelkomen. Ze kregen dan eerst wat te drinken, zoals sarbat (suikerwater) of nimnár (limonade van suiker en citroen) en soms ook een curus ke loi (sigaret) aangeboden. Daarna werden ze eerst hartelijk begroet met drie omhelzingen. Vervolgens werden ze dan uitgenodigd om het erf te betreden en hun weg te banen naar de tent. De badháw werd dus op drie verschillende plekken gezongen: eerst voor de begroeting op straat (dám/sarak), vervolgens op het erf (duwár, anganá) en daarna onder de zinkplatentent (marai / tenti).

are, dekho laili hamsab ánand badhaiyá 

to dekho laili hamsab ánand badhaiyá

 

pahili badhaiyá sarakiyá par báje

pahili badhaiyá sarakiyá par báje

dulár mausi ái ke le ke badhaiyá

dulár mausi ái ke le ke badhaiyá

 

dusri badhaiyá anganwá par báje

dusri badhaiyá anganwá par báje

dulár phuwá ái ke le ke badhaiyá

dulár phuwá ái ke le ke badhaiyá

 

are, dekho laili hamsab ánand badhaiyá 

to dekho laili hamsab ánand badhaiyá

 

tisari badhaiya maraiyá men báje

tisari badhaiya maraiyá men báje

dulár bahini ái ke le ke badhaiyá

dulár bahini ái ke le ke badhaiyá

 

are, dekho laili hamsab ánand badhaiyá 

to dekho laili hamsab ánand badhaiyá

kijk, we hebben een vrolijke felicitatie meegebracht

wij hebben samen vrolijkheid meegebracht

het eerste lied wordt gezongen op straat

de eerste felicitatie wordt op straat overgebracht

de lieftallige mausi[12] heeft de felicitatie gebracht

de lieftallige mausi is met de badháw gekomen

het tweede lied wordt gezongen op het erf

de tweede felicitatie wordt op het erf overgebracht

de lieftallige phuwá[13] heeft de felicitatie gebracht

de lieftallige phuwá is met de badháw gekomen

het derde lied wordt gezongen onder de tent

de derde felicitatie wordt gezongen onder de tent

de lieftallige bahini[14] heeft de felicitatie gebracht

de lieftallige bahini is met de badháw gekomen

(Bron: Taute Lui Faut, 1995; Den Haag, 2017)