Artikelindex
Khissá (volksverhalen en sprookjes)
Khissá’s zijn sprookjes en volksverhalen die door de mensen aan elkaar werden verteld. De sprookjes zijn vaak verzonnen, soms gebaseerd op de avonturen van in het echt bestaande koningen, koninginnen, prinsen en prinsessen, gewone mensen die in staat zijn abnormale dingen te doen, kinderen en stiefmoeders, heksen en tovenaars. Maar ook dieren zijn belangrijke personages in sommige verhalen. De verhalen zijn vermakelijk en avontuurlijk van aard, en spelen zich af in een ver verleden en in een ver mythisch land (vaak India suggererend), zonder enige tijdsaanduiding. Het gaat hier om verhalen met een levensles, volkswijsheid of moraal. De verhalen hadden deze kenmerken omdat ze oorspronkelijk bedoeld waren voor volwassenen. Later zijn de khissá’s vooral verteld aan kinderen.
Het bijzondere aan de khissá is dat deze anoniem is; de auteur ervan is niet bekend. Het gaat om eenvoudige verhalen die in verschillende versies aan elkaar werden verteld, met een zeer didactische of moralistische inslag. De onderwerpen zijn heel breed omdat je verschillende soorten khissá’s (sprookjes) had: volkssprookjes (arm en rijk of het verkrijgen van rijkdom), geluk sprookjes (het vinden van een partner, over de liefde en over opofferingen), religieuze sprookjes, dierensprookjes en grappige sprookjes. De verhalen gaan over een vloek of een betovering, over een huwelijk tussen een prins en een prinses, over macht (gevangenschap), over het verkrijgen van rijkdom, over religie, over magie, sieraden, goed en kwaad, leugen en waarheid, opoffering en over mededogen, onzelfzuchtigheid en onbaatzuchtig dienstbaarheid. De personages zijn voor een ieder herkenbaar en hun handelingen zelfs voorspelbaar.
Een voorbeeld van een khissá over koningen en prinsen is Álhá Udal, ook wel bekend als Udal ke kaháni en Ráni Sarangá ke khissá. Een khissá over opoffering en betovering is Kathputali. Maar ook Sadá Brij ke khissá was erg populair. Een dierenverhaal dat nog altijd grote bekendheid geniet is is Mainá Tota ke kaháni. Hierin zie je dat de dieren eigenlijk gedragingen vertonen van mensen. En je had de Siyár ke khissá, over de avonturen van een vos. Maar je had ook verhalen, meer in de vorm van kaháni’s (vertellingen) die gebaseerd waren op de twee grote epossen die het hindoeïsme kent, namelijk de Ramáyan en de Mahábhárat. Ook andere religieuze bronnen diende tot inspiratie, zoals verhalen over reizen naar Medina en Mekka. Deze verhalen werden vooral verteld door de Hindustaanse moslims.
Tot slot heb je in de Sarnámi literatuur twee hele bijzondere khissá’s, die van Birbal aur Badsáh en van Sikculli. Dit zijn anekdotische of humoristische verhalen om mensen vooral te laten lachen. En uiteraard om mensen ook aan het denken te zetten.
De Sarnámi khissá begint altijd met de zin: ‘Ek ráhá…’ (Er was eens). En net als veel andere sprookjes eindigt de khissá altijd op een optimistische wijze, met de uitdrukking: ‘Sabhan khusi se bahut din jilen’ (Ze leefden nog lang en gelukkig). Na het uiten van deze woorden wordt door de verteller het verhaal afgesloten door het woord te richten tot de toehoorder met de volgende woorden: ‘Khissá gail ban men soco apne man men’. (Het sprookje is afgelopen, nu maar kauwen erop.)
Zij die de verhalen vertellen verwachten van de luisteraars een actieve participatie. Dat gebeurt in de vorm van de ‘hukári bhare’. Dit betekent dat je steeds met een knik-geluid moet duidelijk maken dat je het verhaal volgt. Gebeurt dat niet, omdat je bijvoorbeeld bent afgeleid of omdat je in slaap bent gevallen, dan zal de verteller het verhaal onmiddellijk stoppen. Immers, zonder toehoorder, geen verhaal.
De khissá’s hebben een specifieke kenmerk, zoals zojuist uitgelegd, maar schuren aan tegen de mythen, de legenden en de sagen. De scheidslijn is erg dun omdat ze gedeelde kenmerken hebben. Van de legenden en de sagen zijn niets meer overgebleven in de Sarnámi orale traditie. De mythen bestaan nog in de vorm van vertellingen uit vooral de Ramáyan en de Mahábhárat. Immers, bij deze vertellingen spelen goden, halfgoden, demonen en andere mythische wezens een rol om een moraal duidelijk te maken. Daarom worden deze verhalen niet meer onder de khissá geschaard, maar nemen een eigen positie in en worden ze gekoppeld aan vooral de Ramáyan. Je krijgt dan soms letterlijke verhalen uit dit epos, of verhalen die gebaseerd zijn op een episode en uit rituelen uit het epos.
Veel van de khissá’s zijn inmiddels verloren gegaan. Ze worden niet meer verteld. Men kent ze simpelweg niet meer. Veel ouderen zijn ermee hun graf ingegaan. Het weinige wat er over is geniet in deze moderne tijd weinig belangstelling.
Lok git
Muziek heeft binnen de Hindustaanse gemeenschap altijd een grote rol gespeeld. Muziek en zang zijn essentiële elementen in de cultuurbeleving gebleken. Dat manifesteert zich op velerlei momenten in het leven van veel Hindustanen. En als je muziek zegt, dan moet je ook in een adem zang zeggen; zang van veel mondeling overgeleverde liederen. En deze liederen zijn in het verleden tijdens diverse festiviteiten en hoogtijdagen gezongen; sommige van deze liederen zijn, al dan niet in een nieuw jasje, nog altijd populair. Maar helaas zijn hiervan veel verloren gegaan. De liederen waren gebaseerd op het plattelandsleven in India, op verhalen uit de Ramáyan en de Mahábharat om moraliteit uit te drukken. Later in Suriname werden de verhalen aangedikt met beelden van het plantageleven en het plattelandsleven én de dagelijkse beslommeringen in het nieuwe vaderland. Vier genres die vanuit een oraal perspectief bezien heel nadrukkelijk hierbij passen, zijn de genres die te maken hebben met belangrijke tradities van de Hindustanen: geboorte, huwelijk, dood, en de dagelijkse beslommeringen. Dit betekent dat geboorte- en doopliederen (sohar) en huwelijksliederen (biyáh ke git) erg populair waren. Ze zijn het nog steeds. Ook klaagliederen bij overlijdensgevallen, de zogenaamde nirgun, werden veel gezongen, zowel door mannen als vrouwen. Maar dit genre is langzaam verloren gegaan. Incidenteel wordt er nog wel wat nirgun gezongen bij een optreden van een khajarimuziekgroep, maar dat verhaalt niet meer het thema van het verlaten van het aardse leven van geliefden. En uiteraard speelden de opzwepende landbouw- of herdersliederen, de birhá, een grote rol in de cultuurbeleving. Nog altijd zijn de birhá’s heel erg populair. Deze birhá’s bestaan uit drie onderdelen. Het begin staat bekend als de caitá (sumiran) Dan volgt het verhalende middenstuk, de theká (alcári). En vervolgens eindigt de birhá met de chapká (jácani of bisarjan).
Bij de huwelijksliederen werden oorspronkelijk alle facetten van het huwelijk in zang uitgedrukt. Dus, elk onderdeel van het vertrek van huis en de aankomst van de bruidegom ten huize van de bruid, tot het vertrek van het bruidspaar terug naar het huis van de bruidegom, werd bezongen. Kijkend naar de huidige tijd zijn bij de biyáh ke git slechts vier significante genres nog bewaard gebleven.
Het gaat hier om de matkorwá ceremonie (door sommigen ook wel mátikor genoemd); liederen die gezongen worden op de telwán, eerste dag van het hindoehuwelijk, ter verering van moeder aarde en het vragen van zegeningen aan de goden om het huwelijk goed te laten verlopen.
matikor cale matkorwá ho cale Jamuná ke tir
Jamuná ke tir sakhi Rámji ke gharwá
Jamuná ke tir sakhi Rámji ke gharwá
calo sakhi karo matkorwá ho are Janumá ke tir
laten we de matkorwá gaan doen aan de oever van de Jamuná rivier
aan de oever van de Jamuná rivier waar God Rám woont
aan de oever van de Jamuná rivier waar God Rám woont
laten we de matkorwá gaan doen aan de oever van de Jamuná rivier
Of:
pahili mai sumirau Rám phir se bhuinyá bhawáni
sone ke thári men jauná parosá
pahile khawái Rám phir se bhuinyá bhawáni
jhajhara garuwá Gangá jala páni
pahile ghute Rám phir se bhuinyá bhawáni
eerst neem ik God Ram en dan Moeder Aarde (Párvati) in gedachte
ik heb eten geserveerd in een gouden schaal
eerst zal God Rám dan Moeder Aarde dit eten
ik heb ook het heilige Ganges water meegenomen
eerst zal God Rám en dan Moeder Aarde dit drinken
Vervolgens heb je het aankleden en het vertrek van de bruidegom van het ouderlijk huis om de bruid te gaan halen, de zogenaamde dulhá sapare ceremonie. Deze ceremonie gaat gepaard met uitbundige baithak gáná muziek samen met de laundá ke nác, de dans van de als vrouw geklede mannelijke danser.
are áj subha ghari dhanya ho prabhu apko
are dulhá bante hai lála mere áj yehi duwár pe
are hot rahi, are hota rahi, are hota rahi
dal sájan sájan hoyi rahi
dal sájan sájan hoyi rahi
ek dal sáje dulha ke maiyá-bappá
inkar betwá biyáhan jáyi rahi
o, dank u heer, vandaag is een bijzondere dag
mijn kind wordt vandaag een bruidegom op dit erf
ja, hij wordt het, zie , hij wordt het, hij wordt het inderdaad
hij wordt nu aangekleed
hij wordt nu als een bruidegom aangekleed
de ouders van de bruidegom kleden hem aan
hun zoon zal vandaag trouwen gaan
Dan, de aankomst van de bruidsstoet, de barát, en de verwelkoming bij het ouderlijk huis van de bruid. Voor deze ceremonie zijn aardig wat liederen bewaard gebleven (de milan en de parchan).
are Dasrath ji á gailen biyáhan
Janak rájá milná tu karlo
Dasrath ji á gailen biyáhan
Janak rájá milná tu karlo
milná tu karlo ji milná tu karlo
milná tu karlo ji milná tu karlo
Dasrath ji á gailen biyáhan
Janak rájá milná tu karlo
do samadhi dekho milte jhulat hai
do samadhi dekho milte jhulat hai
hoi lágal duwár ke cár Janak rájá milná tu karlo
hoi lágal duwár ke cár Janak rájá milná tu karlo
koning Das koning Dasrath is met zijn bruidstoet aangekomen
koning Janak, ga hem verwelkomen
treedt hem tegemoet
verwelkom hem hartelijk
koning Dasrath is met zijn bruidstoet aangekomen
koning Janak, ga hem verwelkomen,
kijk hoe twee schoonvaders elkaar omhelzen
kijk hoe twee schoonvaders elkaar omhelzen
de rituele verwelkomingsceremonie is begonnen
koning Janak gaat u hem verwelkomen
de rituele verwelkomingsceremonie is begonnen
koning Janak gaat u hem verwelkomen
Maar de meeste liederen die tot ons zijn gekomen zijn liederen die gezongen worden op de bhatwán, de tweede dag van het hindoehuwelijk. Deze zogenaamde láwá ke git is erg geliefd. Ze worden nog altijd erg uitbundig gezongen.
manikdár chabiya
ke gah ke láwe manikdár chabiyá
ke gah ke láwe manik mor chabiyá
dulhá ke maiyá to bhuje lági láwá
dulhá ke mái to bhuje lági láwá
bappá giral pichawáre
manik mor chabiyá
ke gah ke láwe manikdár chabiyá
de zeer kostbare neusring
wie heeft die zeer kostbare neusring gemaakt
wie heeft die kostbare neusring gemaakt
de moeder van de bruidegom poft de padie
de moeder van de bruidegom poft de padie
de vader is op het achtererf gevallen
mijn neusring is erg kostbaar
wie heeft die zeer kostbare neusring gemaakt
Of:
Káhán ki tori culiyá káhán ki lagálew caukon
Káhán ki lagálew caukon ho
are, kawane saharwá ke bhujahin láwá jo bhujai ho
are, kawane saharwá ke bhujahin láwá jo bhujai ho
sonana ke tori culiyá rupe tori caukon rupe tori caukon ho
are, kawane saharwá ke bhujahin láwá jo bhujai ho
Dilliyá sahariyá ke bhujahin láwá to bhujai láwá to bhujáio ho
are, Dilliyá saharawá ke bhujaini láwá jo bhujai ho
waarmee is jouw vuurofferplaats gemaakt
en waarmee zijn de vier hoeken gemaakt
uit welke stad komt de dame
die de láwá aan het poffen is
uit welke stad komt de vrouw
die de padie aan het poffen is
jouw vuurofferplaats is gemaakt van goud
en de vierhoeken zijn van zilver, ze zijn van zilver, ja
o, de vrouw die de padie aan het poffen is komt uit Delhi
ja, uit Delhi komt ze en ze is de padie aan het poffen
Dan zijn de sohars heel erg populair. Deze worden tot op de dag van vandaag gezongen bij de muran of mundan sanskár, de doopplechtigheid bij hindoes, namelijk bij het kaalscheren van het kind wanneer het tussen de drie en zes maanden is. Vaak wordt de geboorte van het kind in de liederen vergeleken met de geboorte van de goddelijke manifestaties Rám en het kind Krishna als twee ideale baby’s.
are bappá jab baithe palang carhi larká
cawuk carhi larká cawuk carhi ho
bappá luturi dharare murawaiyá
luturiyá lilár more ho
bappá luturi dharare murawaiyá
luturiyá lilár more ho
kanhwán ke churwá mangaibe
gangara jala páni gangara jala páni ho
bhalá kanhwán ke nauwá bolaibe
tab muran karaibe ho
bhalá kanhwán ke nauwá bolaibe
tab muran karaibe ho
de vader zit met zijn kind op een bank
het zit voor een mandala, het zit voor een mandala
de vader laat de haren van het kind scheren
de haren zijn lang en hangen over het gezicht
de vader laat de haren van het kind scheren
ze zijn lang en hangen over het gezicht
waar vandaan zal ik het scheermes laten halen
en waar vandaan het water van de Ganges
waar vandaan zal ik de barbier laten komen
die het hoofd kaalscheren zal
zeg het maar, waar vandaan zal de barbier komen
die het hoofd van het kind zal kaalscheren
Bij Hindustaanse moslims zijn deze plechtigheden sober. Het kind wordt wel tijdens de hakikáceremonie binnen zeven dagen na geboorte kaal geschoren, maar in plaats van het zingen van liederen wordt door een mauláná (maulbi/molbi) of door een imám een spreuk uit de Koran geblazen in zowel het rechteroor (ásán) als het linkeroor (ikámá) van het kind. Ook bij het moslimhuwelijk, de nikáh, zijn de ceremoniën sober en is er dus geen plaats voor muzikale vrolijkheid met traditionele liederen. Echter, een dag voor de nikáh is er bij de bruid de rátjaggá, een zogenaamde mehni-avond (vrijgezellenavond). Vrouwelijke leden van de familie en vriendinnen van de bruid komen dan bijeen om de bruid te verwennen. Hierbij worden dan nu vooral wat vrolijke moderne liederen gezongen. Vroeger werd op de dag van de nikáh door leden van de bruidsstoet wel dhaplá muziek gemaakt. Er werden enkele traditionele kawwáli liederen gezongen. Deze liederen zijn echter verloren gegaan.